een erfenis van vorige generaties
In 2004 kwamen Wilbert en ik op onze huidige stek te wonen. Een smalle, maar diepe tuin hoort erbij. We zitten op zand, vrij hoog (dus snel droog), maar met een prachtige zwarte zandlaag van ca. 30 centimeter – erfenis van de boeren uit het verleden. Wij onderhouden deze vruchtbare zwarte laag door jaarlijks onze mest/composthoop uit te strooien: volledig verteerd tuin- en keukenafval met paardemest. Behalve dat het goed is voor de groei van onze tuinplanten, zien we dat ook als een vorm van rentmeesterschap: wat generaties vóór ons hebben opgebouwd bewaren en zo mogelijk verbeteren. Want waarom zou rentmeesterschap voorbehouden zijn aan grootgrondbezitters?
van saai naar fraai
De tuininrichting stelde niet veel voor (gras, een hortensia, een druif, de obligate buxus en klimop) en we hebben hem in de loop van de jaren getransformeerd tot een rozentuin met meer dan 60 verschillende rozen, van kleine struikroosjes tot grote ramblers, in een zee van bollen en vaste planten. Dat was geen vooropgezet plan, maar we raakten meer en meer enthousiast over de enorme veelzijdigheid van de roos als tuinplant en we wilden graag het jaar rond bloemen, zo veel mogelijk bloemen. En dat is gelukt, want als in de winter op zeker moment de sneeuw smelt vinden we altijd direct weer, al is het nog zo klein en weinig, iets in bloei.
Wat al die jaren bleef was het grasveldje. Het geeft openheid aan de tuin, je kunt er zitten en de was ophangen.
Ik maaide het, in de zomer tot 2x per week, stak een overmaat aan paardebloemen uit, verticuteerde het, voorzag het van (zelfgemaakte) compost. In 2015 ben ik nog een seizoenlang bezig geweest een ingewaaide kruipende boterbloem kwijt te raken.
Ik heb een achtergrond in de biologisch-dynamische landbouw,
maar onze tuin heb ik altijd anders benaderd, als hovenier, een stuk
gecultiveerde natuur met een grote hoeveelheid gekweekte planten: de vele
rozen, tientallen soorten bollen en wortelstokgewassen, tuinvarianten van talloze
klimmers en vaste planten– meer dan 300 soorten en variëteiten staan er.
Wél hebben we er vanaf het begin voor gezorgd dat de grond zo veel mogelijk
bedekt is met planten. ‘Winterklaar maken’ daar doen we niet aan: laat alles
maar lekker staan en aan het einde van de winter, als de vaste planten beginnen
uit te lopen, snoeien we de laatste dorre resten en leggen die op een hoop,
zodat eventuele poppen en overwinterende insecten nog een goede kans krijgen.
de laatste hoop voor de kikkers
In 2013 legden we een poeltje aan voor de kikkers. Onze buren dempten hun vijver, verder was er in de omgeving geen open water en de kikkers hadden nu geen plek meer om naar toe te gaan. Wij hebben toen een metselkuip ingegraven, wat planten en stenen (om er uit te kunnen klauteren) er in, een emmer water uit een sloot om watervlooien te introduceren en de kikkers hadden tenminste een heenkomen. Sindsdien huizen ze bij ons en planten zich er ook voort.
en wat dan met de insecten en vogels?
We hadden de laatste jaren zelden meer een mug in de
slaapkamer, een vlieg in huis. De berichten over de dramatische afname van
insecten in met name Europa drongen ook door tot het algemeen bewustzijn. Wat
konden wij daar aan doen?
Veel vogels zien we ook niet meer in de buurt – wat wil je als hun voedselbron
is gedecimeerd … Niet alleen de insectenstand in geïmplodeerd, nog steeds ook
zien we tuinen veranderen in tegelparadijzen met felgekleurde plastic potten
met een olijf, lavendel of andere modeplant er in. De natuurlijke biotoop
verdwijnt, ook in een groene gemeente als de onze.
een natuurlijke haag
Bij een vriend konden we het effect zien van een gemengde haag:
de vogels gebruiken hem als aanvlieg- en schuilpunt en bezoeken vanuit daar de
rest van zijn tuin. Zoiets valt natuurlijk in het niet bij de prachtige
houtwallen die vroeger ons land sierden (en nu nog delen van bijv. Engeland),
maar het loont toch zeker de moeite.
We zijn toen maar begonnen met de aanleg van een stukje haag, langs het
tuinpad. Dat strookje grond van 50 cm breed, begrensd door een muur, leek ons
een goede plek. In de herfst van 2017 verplaatsten we de bestaande beplanting
en plantten we een aantal heesters, zo’n 30 cm uit elkaar, om een dichte haag
te laten groeien. Het was allemaal zgn. bosplantsoen: sprieten van een meter
hoog met een mooie bos wortels, die je zonder veel omhaal kunt planten en dan zo’n
beetje aan hun lot kunt overlaten. Ze kosten ook bijna niks.
We zetten ze scheef naar de muur toe: zo staan de wortels niet te veel in de
regenschaduw van het muurtje, maar groeien de heesters wel vanaf het begin tot
tegen de muur aan, om een maximale schuilruimte voor de vogels te creëren. Door
die scheve stand hebben de heesters de neiging over hun hele lengte nieuwe
takken recht omhoog te sturen, die dan weer zijscheuten maken, waardoor een
dichte haag ontstaat.
Nog geen twee jaar later is het al heel wat:
De gebruikte soorten zijn veldesdoorn (Acer campestre),
meidoorn (Crataegus monogyna), sleedoorn (Prunus spinoza), hondsroos (Rosa
canina). vuilboom (Rhamnus frangula), kardinaalsmuts (Euonymus europeaus),
zuurbes (Berberis thunbergii), liguster (Ligustrum ovalifolium) en kamperfoelie
(Lonicera periclymenum). De zuurbes en liguster zijn niet inheems, maar we zijn
niet te recht in de leer: het aanbod aan bosplantsoen bij onze lokale tuinder
was beperkt en met deze twee erbij hadden we net wat meer variatie – en daar
ging het ons óók om!
De kardinaalsmuts wordt natuurlijk jaarlijks kaalgevreten door een spinselmot
(dat wisten we van tevoren) en wordt nu wat overgroeid door de andere struiken
– we zien wel of hij er nog eens doorheengroeit. En anders houdt het voor hem
op. Zou wel jammer zijn, want zijn vruchtjes zijn altijd prachtig.
De enkele clematis die er al stond mocht blijven (en bloeide
dit jaar prachtig in ons haagje) en we plantten er nog wilde aronskelken en
bosanemonen onder, alsmede wat andere knolletjes en bolletjes die het er vast
ook goed zouden doen. En een paar plukken lieve-vrouwe-bedstro, van elders uit
de tuin.
Met name de sleedoorn en meidoorn groeien als kool en moeten we geregeld toppen.
veranderende tuingedachten
Dit haagje heeft ons denken over onze tuin veranderd. Maar ook een bezoek in 2018 aan een vriendin, waar we op een zomerse dag heerlijk hebben gegeten onder de overhangende takken van haar mispelboom, droeg daar aan bij.
Willen we nog doorgaan met al die prachtige rozen? Gaat het
in de tuin om een veelheid aan uitbundige bloemen, of zijn sferen (een
zonovergoten veldje, een door overhangende takken bedekt pad, een verscholen
hoekje achter de struiken …) ook belangrijk?
We hebben bijna uitsluitend voor insecten aantrekkelijke bloemen in de tuin,
daar hebben we vanaf het begin goed op gelet, maar zou het niet goed zijn te kiezen
voor meer inheemse soorten en wat cultivars en exoten te lozen? Veel insecten
zijn immers afhankelijk van de inheemse flora.
een vogelbosje
Zo vervingen we in januari 2019 twee struikrozen achter in
de tuin door een aantal inheemse heesters, met het doel een bosje te creëren waarin
vogels en insecten voedsel en schuilgelegenheid kunnen vinden. Alles bij elkaar
pakweg 3×4 meter groot.
Met een onderlinge afstand van een royale meter staan er: kardinaalsmuts
(Eonymus europaeus), gele kornoelje (Cornus mas), de inheemse liguster
(Ligustrum vulgare), lijsterbes (Sorbus aucuparia, we kozen voor een struikvorm
die met meerdere stammetjes opgroeit, liever dan een opgekroond boompje; deze
lijsterbes moet als hij hoger wordt het landingspunt voor de vogels worden),
gelderse roos (Viburnum opulus), vlier (Sambucus nigra) en vuilboom (Rhamnus
frangula).
Een meter onderlinge afstand is natuurlijk nog niet veel, maar we hebben nu
eenmaal een smalle tuin en we willen ook niet weer een situatie als in het
begin, met een duindoorn en een pruikeboom die bijna de hele breedte opeisten.
De kardinaalsmuts legde in juni, in de droge hitte, gelijk het loodje – die
herplaatsen we komende herfst wel. De reeds aanwezige vaste planten en bolgewassen
hebben we laten staan – we zien wel wat er in de loop der jaren van overblijft.
Wél zaaiden we er wilde eenjarigen, die we in de biologische winkel bij de melk
cadeau kregen (een actie voor ondersteuning van de bijen).
En twee grote klimrozen, die er nu nog over een boog groeien, ruimen komende
herfst nog het veld, zodat de vlier alle ruimte krijgt.
maar hoe zit het dan met het gras?
Dit voorjaar (2019) dachten we verder: kunnen we niet ook
iets met ons gras doen? In plaats van een kortgemaaid gazonnetje, iets dat meer
in de richting van een ‘wilde’ berm gaat?
We gebruiken deze plek in de tuin niet intensief. We hangen er de was op en zitten
er een enkele keer op een verplaatsbaar bankje, maar dat is het dan wel. Én het
schept ruimte in de tuin.
We besloten om in elk geval kruidachtige planten te
introduceren in het gras en het hoger te laten groeien. Eerder hadden we al
eens madeliefjes en een kruipende geranium in het gras gezet, schijnaardbeien (Potentilla
indica) en thijmereprijs (Veronica serpyllifolia) waren vanzelf al gekomen, net
als witte klaver en natuurlijk de paardebloem.
We hebben de grasmaaier aan de kant gezet en een handzeisje gekocht, want die
15 vierkante meter kunnen we voor twee keer per jaar ook wel met de sikkel aan!
Dat geeft het gras dan tevens een ruiger karakter. De grassen kwamen tot bloei,
maar dat viel eigenlijk wat tegen: vooral saaie aartjes, niks geen timotee,
zachte witbol of vossestaart, die ik nog kende uit de landbouw.
Dus letten we tijdens onze zondagse wandelingen altijd op of we nog iets interessants tegen kwamen. Maar ook dát viel nogal tegen. Wel vonden we de grote en de smalle weegbree, duizenblad, rode klaver, biggekruid en een enkele boterbloem, maar daarmee hield het zo’n beetje op. Is het binnen de bebouwde kom dan al zo slecht gesteld met onze inheemse planten? Zijn de grasveldjes in de stad dan al bijna net zo monotoon als de grasvlaktes op het platteland, die de naam weide niet meer verdienen?
We besloten het anders aan te pakken. Wanneer we wat meer in het buitengebied waren verzamelden we zaden uit bermen. Ook gingen we op zoek naar rijke grasmengsels: veel soorten inheems gras (in plaatst van het gazongras) en liefst ook kruiden. Die vonden we bij Bio-Ron en Cruydt Hoek.
Ons gras groeide inmiddels mooi op (wat is dát anders dan een gemaaid gazonnetje!) en het was ook niet de tijd om te zaaien, dus we hebben alles koel weggelegd, voor de nazomer.
Begin augustus hebben we voor het eerst sinds april weer gemaaid, met de handzeis.
Er kwam een mooie snede vanaf, die in het droge, warme weer prima is verhooid. We hebben het ruim een week laten liggen en af en toe omgekeerd, om zaden eruit te laten vallen.
De laatste dag van augustus hebben we de maaier nog een keer uit de schuur gehaald en het gras goed kort gemaaid. Daarna met de verticuteerhark de zode wat open getrokken, nog een keer eroverheen met een harde bladhark en vervolgens de verzamelde en aangekochte zaden uitgezaaid.
leveranciers/kwekers
Bio-Ron
https://www.bio-ron.com/producten/graszaad/graszaad-en-kruidenzaden.html
Hier vonden we rijke gras- en kruidenmengsels (de meeste van die kruiden zijn nog eetbare ook!). Ron adviseerde ons prima over welke mengels geschikt zijn voor onze situatie.
De kruiden die hij aanbiedt zijn grotendeels hoger opgaande planten, dus zijn we nog verder gaan zoeken.
Cruydt Hoeck
https://www.cruydthoeck.nl/
Gespecialiseerd in zaden van wilde, inheemse planten. Hier vonden we mooie mengsels van lagere kruiden voor in het gras (maar ook voor onder het vogelbosje in wording), alsook zaad van de ratelaar, die op gras parasiteert en zo meer ruimte creëert voor de kruiden.
De Helianth
https://www.deheliant.nl/
Een uitgebreide webshop voor wilde en stinzeplanten.
De Keltenhof
https://www.keltenhof.nl
Gaat einde 2019 stoppen met inheemsekruidachtige planten, maar blijft
nog actief met bosplantsoen en verwilderingsbollen.
De Warande
http://dewarande.nl/
Mooi aanbod van stinze- en schaduwplanten, als onderbeplanting in een haag.
Ha Frank, Leuk om te lezen en grappig dat m’n gemengde haag nog even werd gememoreerd 🙂 Ben benieuwd straks naar de blog over de vijver-aanleg maar wil ‘m ook ‘live’ gaan zien.
Dat is me nog een revolutie in jullie tuin, zeg! Ik hoop het ooit weer te zien.
Maar er zijn ook nog een hele hoop rozen over, hoor, en die blijven ook!