Steiner wijkt grondig af van wat ik tot nu toe van de economische wetenschap gewend ben. Om te beginnen vooronderstelt hij een samenleving waarin geestesleven, rechtsleven en economie elk een eigen besturend principe hebben. Dit zou er toe leiden dat de samenleving op economisch gebied wordt ingedeeld in associaties, waarin door de wet vastgestelde randvoorwaarden bewerkstelligen dat niet zonder meer het eigenbelang wordt nagestreefd, maar dat sociale productie plaatsvindt. Een grondige maatschappij-hervorming is dus nodig. Dat is overigens geen onbekend fenomeen in de sociaal-economische wetenschap (men denke bijvoorbeeld aan Marx).
Steiner hanteert gedeeltelijk afwijkende productiefactoren: natuur, arbeid en geest. Deze productiefactoren kunnen volgens hem niet betaald worden, omdat ze geen economische waarde dragen. Dit wijkt volledig af van het idee dat economische agenten worden beloond voor de inzet van hun factoren.
Steiner wijst het accumuleren van kapitaal af. Het kan wel gevormd worden en verricht goede diensten, maar het is een economische noodzaak om het op zeker moment te vernietigen. Daardoor kan het geestesleven worden gevoed, zodat nieuwe en eigentijdse randvoorwaarden voor de samenleving worden geschapen. Hij stelt de economie in dienst van de culturele ontwikkeling van de samenleving. Hij neemt daarmee een standpunt in dat economische wetenschap niet geïsoleerd kan worden van een algehele maatschappijvisie. Een economische wetenschap die louter kijkt naar technisch-economische aspecten gaat aan het doel voorbij.
Geld moet volgens Steiner de werkelijk circulerende waarde representeren. Daartoe moet het, net als de waarde, steeds opnieuw worden geschapen en verslijten. Wanneer dat niet bewust wordt geregeld, dan gebeurt het toch, maar op een ongecontroleerde wijze. Het is in het belang van het economische proces en de ontwikkeling van de samenleving in zijn geheel dat de levenscyclus van geld zo goed mogelijk wordt overeengebracht met de levenscyclus van de circulerende waarden.
Keynes heeft in zijn plan voor de wereldhandel een opmerkelijke overeenkomst met de ideeën van Steiner: randvoorwaarden die de deelnemers er toe bewegen hun ‘kapitaal’ zoveel mogelijk productief aan te wenden, op straffe van het ‘verslijten’ van dat kapitaal. Alleen al Keynes’ reputatie op het gebied van de economie en deze overeenkomst met Steiner maakt het de moeite waard Steiner serieus te bestuderen.
Het praktijkvoorbeeld van de Triodosbank toont dat het moeilijk is zelfs op bescheiden schaal elementen uit Steiners theorie te realiseren zolang er niet een driegelede samenlevingsstructuur bestaat. Er wordt iets gedaan aan kapitaalvernietiging en het bewustzijn over wat er met het geld en kapitaal gebeurt wordt zo goed mogelijk gewekt, maar het blijft marginaal. De Triodosbank lijkt mijns inziens het zelfde lot beschoren als bijvoorbeeld de biologisch-dynamische landbouw: weerklank te vinden bij een gemotiveerde groep mensen, maar niet een wezenlijke cultuurfactor te worden, zolang de samenleving niet verandert in de richting van Steiners driegelede structuur.
Of die driegelede structuur wenselijk is valt buiten het bestek van deze scriptie.