6.4 Werkt de Triodosbank conform Steiners ideeën?

Steiner ziet als elementaire organisatievorm voor de economie de associaties: samenwerkingsverbanden van producenten, handelaren en consumenten uit de meest verschillende branches. Zulke associaties zijn er niet rond de Triodosbank. Maar wel probeert de bank onderling bewustzijn te bevorderen tussen spaarders en leners. Er vindt een behoorlijke voorlichting plaats onder de spaarders over wat er met hun spaargeld gebeurt (het tijdschrift ‘Triodosbericht’) en middels speciale spaarrekeningen kan de spaarder aangeven zijn geld risicodragend te willen uitzetten.
Ook op andere wijze weet de Triodosbank soms te bemiddelen tussen klanten. Omdat de bank met zowel producenten als verwerkers en detaillisten in de biologische landbouw te maken heeft, kan zij een coördinerende rol spelen, die een betere onderlinge afstemming van activiteiten kan bevorderen.

Dit zijn twee aanzetten naar een associatief samenwerkingsverband, maar meer ook niet. Het is ook de vraag of je een bank een grote rol zou moeten toekennen bij het vormen van associaties. Uiteindelijk is de bank geen werkelijke economische agent, maar een bemiddelaar.

Kapitaal zou volgens Steiner moeten worden ingezet waar het sociaal productief kan worden gemaakt en uiteindelijk zou het moeten worden geconsumeerd in het geestesleven.

De Triodosbank geeft kredieten aan ondernemingen met een ‘maatschappelijke meerwaarde’. In het algemeen betekent dit, dat de betreffende onderneming niet uitsluitend gericht is op het behalen van winst voor zichzelf, maar een ideëel doel nastreeft, naast het continueren van de onderneming. Dat kan bijvoorbeeld zijn de gezondmaking van de relatie landbouw-milieu (biologische landbouw), het opwekken van schone energie (windmolenparken), of het vernieuwen van samenlevingsverbanden (Centraal Wonen projecten). Deze ondernemingen trachten dus de collectieve welvaart te verhogen en zijn in die zin als sociaal producerend te bestempelen.

De wijze waarop de ondernemingen krediet verwerven is dat de bank daarover beslist. Als spaarder ben je in grote lijnen op de hoogte van het beleid van de bank, maar echte zeggenschap lijkt er toch niet te zijn. De directe betrokkenheid tussen spaarder en ondernemer is daarom gering.

De bank heeft de mogelijkheid om consumptieve kredieten te verstrekken, maar kiest er voor dat niet te doen. Er zijn echter grensgevallen: een kunstenaar die een lening krijgt voor een huis/atelier, een leraar die een hypotheek krijgt voor de koop van een huis… Maar veel verder gaat dit niet. Een krediet voor de aanschaf van een plezierjacht zit er niet in.

Consumptie van kapitaal in het geestesleven wordt op een bepaalde manier gerealiseerd bij de rekening met rentebestemming. Daar schenkt zowel de spaarder als de bank een bedrag aan een instelling die (deels) van schenkgeld afhankelijk is. In plaats van de renteopbrengst als kapitaal te accumuleren schenkt de spaarder die deels. En de bank schenkt uit algemene middelen (en daarmee uit de winst) een bedrag.

De Stichting Grondbeheer en het Biogrond Beleggingsfonds zijn zelfstandige rechtspersonen, maar de Triodosbank heeft er veel mee te maken, daarom is een korte bespreking op zijn plaats. In de Stichting gebeurt wat Steiner aangeeft: grond wordt aan het geestesleven geschonken. Weliswaar niet direct, maar door de Stichting geld te schenken waarmee grond kan worden aangekocht. De zo verworven grond is uit het economisch circuit gehaald, is niet langer een speculatieobject. De Stichting bepaalt de voorwaarden waarop er van de grond gebruik mag worden gemaakt.

Het Biogrond Beleggingsfonds werkt anders. Aandelen worden verkocht en het genereren van een dividend voor de aandeelhouders is noodzakelijk. Dit is in tegenspraak met Steiners idee grond uit de sfeer van belegging en speculatie te halen. Maar in het geval van het Beleggingsfonds gaat het daar ook niet om, maar om het verwerven van grond voor biologische landbouw, die zonder al te grote financieringslasten voor de boer beschikbaar is.

De winst die een onderneming maakt, zou volgens Steiner óf binnen óf buiten de onderneming productief moeten worden ingezet, óf moeten worden geschonken. Bovendien zou de ondernemer aanspraak moeten kunnen maken op een deel van de winst.

Bij de Triodosbank is niet echt sprake van een ondernemer. De bank is een NV. Tussen vermogenverschaffers en NV staat een administratiekantoor (zie fig.1). De vermogenverschaffers zijn financieel gezien ondernemers: ze lopen immers risico. Juridisch gezien zijn ze geen aandeelhouder van de Triodosbank, maar certificaathouder bij het Administratiekantoor.

Wanneer de bank winst maakt dan gebeurt er het volgende mee. In het bankbedrijf worden ‘nodeloze’ kosten gemaakt bij de rentebestemmingsrekening: als de bank geen bonusrente op deze rekening zou geven, dan zou de winst van de bank toenemen. De bonusrente, die ten koste van de winst gaat, wordt geschonken.

Na het opmaken van de jaarrekening wordt (conform artikel 17 van de statuten van de bank) over de winstverdeling beslist.
Artikel 17 van de Statuten zegt dat aan de aandeelhouders een percentage wordt uitgekeerd “van het nominale bedrag van hun aandelen gelijk aan twee maal het gemiddelde inflatiepercentage over de drie jaar voorafgaande aan het betreffende boekjaar. Onder inflatiepercentage van een bepaald boekjaar wordt verstaan het percentage, waarmee het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie reeks totale bevolking, ten opzichte van het prijsindexcijfer van het daaraan voorafgaande boekjaar is toegenomen.”
Ten eerste wordt een gedeelte toebedeeld aan het eigen vermogen, voorzover dat wenselijk is met het oog op voortzetting en uitbreiding van het bedrijf. Daarna wordt een dividend uitgekeerd aan de aandeelhouders. Blijft dan nog een bedrag over, dan is het aan de aandeelhoudersvergadering daarvoor een bestemming te vinden.

Er zitten in de winstbestemming van de Triodosbank vier elementen: schenkingen, die ten koste van de winst gaan, investering in het eigen bedrijf, dividenduitkering aan vermogenverschaffers en nadere toedeling door de aandeelhoudersvergadering. Dit lijkt geen buitengewone situatie te zijn. Dividenduitkering, investering in het bedrijf en nadere toedeling door de vergadering zijn normaal en ook schenkingen treden op in het bedrijfsleven (sponsoring, om maar iets te noemen).

Is er dan niets bijzonders aan de Triodosbank op dit gebied? Toch wel. Hoewel dat niet statutair is vastgelegd heeft de bank niet een streven naar winstmaximalisatie. Een van de doelstellingen van de bank is het bevorderen van financiering van projecten die een maatschappelijke vernieuwing beogen. Daartoe zet de bank bijvoorbeeld een instrument in als de rentebestemmingsrekening, dat directe gevolgen heeft voor de winst. Daartoe rekent de bank aan weinig draagkrachtige crediteurs een lagere rente toe, wat ook zijn weerslag heeft in de winst. Indirecte manieren dus om winst te schenken of productief in te zetten.

In praktijk begroot de bank vooraf hoe zij een gewenste toename van het eigen vermogen en een gewenste dividenduitkering kan realiseren en richt zich in haar activiteiten daarop. Bestemming door de vergadering van een restwinst komt in praktijk niet voor.

De rentevoet zou volgens Steiner moeten worden bepaald bij wet en er zou een lage rente moeten zijn voor persoonlijk krediet, een hoge voor hypothecair krediet.

De Triodosbank bepaalt zelf haar rentevoet. In het algemeen streeft de bank een lagere rente op persoonlijk krediet na dan andere banken, maar met de huidige lage rentetarieven is er weinig verschil meer. Consequentie van een lage rentevoet op persoonlijk krediet is dat de spaarder een lage rente ontvangt over zijn spaargeld. De lage rente maakt het ondernemers mogelijk goedkoop te produceren.

Behalve persoonlijk krediet verstrekt de bank ook hypothecair krediet. De rente daarover is niet hoger dan van andere banken en leidt daarom in dezelfde mate tot stuwing van kapitaal in grond. Er lijkt echter geen alternatief te zijn. Je kunt als bank wel een hoge rentevoet op hypotheken zetten, maar dan wil niemand zo’n hypotheek aangaan. De enige manier om tot een hoge hypotheekrente te komen lijkt te zijn dat de overheid daartoe maatregelen neemt.

Er zijn verschillende redenen te bedenken waarom het hanteren van een lage rentevoet op persoonlijk krediet (en daarmee op spaargeld) beter te realiseren is dan het hanteren van een hoge rentevoet op hypothecair krediet:

  • Bij de lage rentevoet zal een bank geen moeite hebben debiteuren te vinden. Voor spaarders betekent het in het algemeen slechts een geringe rentederving, omdat de spaartegoeden relatief klein zijn. Een hypotheek met hoge rente betekent echter voor de debiteur al gauw een forse verhoging van zijn rentelasten.
  • Het effect van lage rentevergoedingen is goed te verkopen, omdat ze direct leiden tot goedkopere productiekosten voor de ondernemers. De spaarder krijgt dus ‘waar voor zijn geld’. Een hoge hypotheekrente zal echter geen waarneembaar effect op de grondprijzen hebben.
  • De spaarder zal zelden of nooit voor zijn levensonderhoud afhankelijk zijn van zijn renteopbrengsten. De ondernemer daarentegen ziet hogere rentelasten direct vertaald in lager bedrijfs- of persoonlijk inkomen.

Het zelfstandig aanhouden van een hoge hypotheekrente om het stuwen van kapitaal in grond tegen te gaan lijkt dus niet zinvol: ondernemers zullen geen hypotheek willen afsluiten en er is geen waarneembaar effect op de grondprijzen. De enige optie die de Triodosbank overblijft, is zelf niet te speculeren met grond.