2.3.1 Kapitaal is op drie manieren werkzaam in de samenleving
Kapitaal kan worden ingezet om de arbeid die op de natuur wordt aangewend te organiseren of om de geest een handvat te geven in het economische proces. Steiner onderscheidt daarbij drie verhoudingen waarin kapitaal in de samenleving werkzaam is: de ondernemersactiviteit (gebaseerd op de individuele vermogens van de ondernemer en daarom behorend bij het geestesleven), de rechtsverhoudingen tussen kapitalist en arbeider (behorend bij het rechtsleven) en de werkelijke vervaardiging van producten (behorend bij het economische leven). Kapitaal is dus niet alleen werkzaam in de economie, maar ook in het geestesleven en het rechtsleven.
De sociale hoofdwet in herinnering roepend wijst hij er op dat productie zoveel mogelijk dient te geschieden voor anderen en zo min mogelijk voor de eigen behoeften. In dat geval is er sprake van sociale productie, niet van productie voor het eigen gewin.
De ondernemersactiviteit
De ondernemersactiviteit betreft de aanwending van individuele vermogens en is een activiteit van het geestesleven en moet dus ook vanuit het geestesleven worden bestuurd. Steiner stelt zich dat zo voor, dat door een instantie uit het geestesleven wordt gezocht naar ondernemers, mensen die in staat zijn kapitaal sociaal productief te maken door het met hun geest te verbinden. De rechtsstaat is ongeschikt om dat te regelen, omdat die niet is toegerust om om te gaan met individuen, maar slechts met die zaken die voor ieder mens gelden, afgezien van welke individuele (on)vermogens ook. Besturing vanuit het economische leven impliceert dat wordt gezocht naar ondernemers die de uitlener van het kapitaal maximaal persoonlijk gewin opleveren, wat ten koste van de sociale productie kan gaan.
De rechtsverhouding
In de rechtsverhoudingen tussen kapitalist en arbeider is aangegeven welke arbeidsinzet rechtvaardig en menswaardig is. De rechtsverhoudingen vormen daarmee een randvoorwaarde voor het economische proces. Ze voorkomen dat mensen door dat proces worden opgebruikt en geen menswaardigheid meer ervaren. Ze maken de economische organisatie afhankelijk van de mens, in plaats van andersom. Bij de bepaling van de rechtsverhoudingen speelt de rechtsstaat de hoofdrol.
Vervaardiging van producten
De vervaardiging van producten komt tot stand doordat de arbeider zijn arbeid aanwendt op de productiemiddelen. De kapitalist-ondernemer koopt vervolgens het product van de arbeider.
[Steiner, 1988, pp.71-103]
2.3.2 Drie soorten kapitaal
Niet alleen valt er onderscheid te maken naar de verhoudingen waarin kapitaal in de samenleving werkzaam is, maar ook naar de vorm die het kapitaal in de economie aanneemt. Dan is kapitaal in te delen in handels-, leen- en industriekapitaal.
Handelskapitaal
Het handelskapitaal vindt zijn schoolvoorbeeld in pre-industrieel Engeland, waar door zeer uitgebreide handel kapitaal is opgebouwd. Door goedkoop in te kopen in de koloniën en duur te verkopen in het thuisland (of andersom) wisten handelaren kapitaal te vergaren.
Voor een dergelijke kapitaalvorming is het nodig dat er prijsverschillen zijn tussen verschillende lokaties, waardoor handelaren handelswinsten kunnen opbouwen, door waren te vervoeren van de ene plaats naar de andere. Een handelaar kan een waar uit lokatie A op de markt brengen tegen kostprijs Pah en de consument betaalt er Pac voor. Wanneer nu de handelaar aan eenzelfde waar uit lokatie B kan komen, welke hij tegen kostprijs Pbh (Pbh < Pah) op de markt kan brengen, dan kan hij deze in eerste instantie toch voor Pac verkopen. Zijn winst neemt toe, doordat er prijsverschil is tussen de lokaties A en B. Deze winst, voortkomend uit handelsvoordelen, vergroot zijn kapitaal.
Leenkapitaal
Leenkapitaal is te vinden in 19de-eeuws Frankrijk, dat grote hoeveelheden kapitaal uitzette in het buitenland (Turkije, Duitsland, Rusland). Leenkapitaal komt overeen met spaargeld, dat wordt uitgeleend aan ondernemers. Wanneer spaargelden worden uitgeleend aan een ondernemer, wordt daarmee leenkapitaal gecreëerd. Voor leenkapitaal zijn stabiele (internationale) verhoudingen essentieel, omdat spaarders anders niet bereid zijn hun spaargelden uit te lenen.
Industriekapitaal
Industriekapitaal tenslotte is te vinden in 19de-eeuws Duitsland, voor een belangrijk deel omgevormd uit het Franse leenkapitaal. Het gaat hierbij om kapitaal dat is omgezet in productiemiddelen. Industriekapitaal moet twee dingen nastreven: het moet grondstoffen verwerven en het moet markten organiseren. Het verwerven van grondstoffen drijft de economie makkelijk de politiek in: het veroveren van koloniën is niet ongunstig. Dit gaat al gauw gepaard met oorlog en machtsontplooing. Ook het organiseren van markten drijft de economie richting politiek, maar dan vreedzame politiek die is gebaseerd op list en sluwheid.
[Steiner, 1986, pp.9.4-8]
Kapitaal in de associatieve economie
Mees gaat nog verder in op deze drie soorten kapitaal.
Rudolf Mees, geboren in den Haag in 1931, studeerde economie in Rotterdam. Vanaf begin jaren ’60 is hij werkzaam in het bank- en verzekeringswezen. Hij was betrokken bij de oprichting van bancaire instellingen die beogen vanuit het antroposofische gedachtengoed met geld om te gaan. Die instellingen zijn gevestigd in onder meer Nederland en Duitsland.
Over handelskapitaal zegt hij dat het niet alleen voortkomt uit handel, maar er ook een voorwaarde voor is: het is nodig om leveranciers en afnemers te financieren. Handelskapitaal is zeer beweeglijk, relatief snel omlopend en zeer gevoelig voor kansen op winstmarges. Het is te vergelijken met het rekening-courant in de bankwereld en grenst aan de sfeer van het koopgeld.
[Mees, 1986, pp.51-56]
Leenkapitaal is nodig om productiemiddelen te financieren. De productiemiddelen worden afgeschreven, de schuld wordt afgelost. Voor de continuïteit van het bedrijf is het nodig dat het bedrijf niet alleen de aflossing en rente verdient, maar ook kan reserveren voor de aanschaf van nieuwe productiemiddelen. De afschrijving en aflossing is rekenkundig te bepalen, heeft het karakter van zekerheid. Leenkapitaal grenst aan leengeld en correspondeert met (middel)lang krediet.
Voor een associatieve economie geeft Mees aan dat er anders zou kunnen worden omgegaan met leenkapitaal. In plaats van aflossing en rente én reservering te verdienen, zou het voldoende moeten zijn aflossing en rente te verdienen. Voor vervanging is een nieuwe investeringsbeslissing van de ondernemer nodig, op basis van associatief overleg. Er wordt vervolgens opnieuw leengeld aangetrokken. Er vindt dus geen ‘eigen’ financiering plaats, alles geschiedt door de associatie.
Een dergelijke wijze van financieren lijkt sterk op de intensieve financiering die wel wordt toegepast in het bedrijfsleven. Bij de huidige intensieve financiering echter zorgt nog altijd de onderneming zelf voor de financiering. In de associatieve economie zou de associatie in haar geheel, dus veel meer dan een enkele onderneming, zorgen voor de financiering. De afhankelijkheid en verantwoordelijkheid tussen ondernemer en associatie is dan veel groter dan thans tussen onderneming en samenleving. Het geld dat de onderneming dan niet nodig heeft voor reservevorming, kan óf worden uitgeleend, óf worden geschonken.
Wat Steiner industriekapitaal noemt, noemt Mees risicokapitaal. Dit is het kapitaal dat nodig is om te kunnen ondernemen: ontwikkelingen voor te bereiden en risico’s te nemen. Het kapitaal wordt concreet vorm gegeven in productiemiddelen, er wordt een keuze aan verbonden, met het risico dat de keuze niet juist blijkt en tot verlies leidt. Creativiteit en (on)geluk spelen hierbij een belangrijke rol. Of het groeit of slinkt hangt af van de creativiteit van de ondernemer en van toeval. Deze afhankelijkheid van het ondernemerstalent, van de vermogens van de ondernemer, maakt dat risicokapitaal aan het schenkgeld grenst. Het correspondeert met eigen vermogen en aandelen.