1.1 Rudolf Steiner: grondlegger van de antroposofie

Rudolf Steiner wordt in 1861 geboren in Kraljevec, ten noorden van Zagreb, aan de Oostenrijks-Hongaarse grens. In 1879 gaat hij naar Wenen, om natuurwetenschappen, wiskunde en filosofie te studeren. In 1891 promoveert Steiner in Rostock op het filosofische onderwerp ‘Der Grundfrage der Erkenntnistheorie’.

In 1889 komt Steiner in Duitsland in aanraking met de theosofische beweging. Vanaf 1900 houdt hij regelmatig voordrachten binnen theosofische kring. In 1902 wordt de Duitse Theosofische Vereniging opgericht, waarvan Steiner secretaris-generaal wordt. Het wereldbeeld dat hij uit eigen (helderziende) waarneming opbouwt sluit steeds minder aan bij dat van de Theosofische Vereniging, reden waarom hij de Vereniging in 1913 verlaat en de Antroposofische Vereniging opricht, waarvoor hij tot zijn dood in 1925 werkzaam is.
[Steiner, 1980, pp.415-422]

Steiner heeft zich in zijn leven met vele onderwerpen bezig gehouden: landbouw, pedagogie, architectuur, religie, etc. In zijn werk baseerde hij zich op zowel algemeen verspreide natuurwetenschappelijke kennis en inzichten, als op de resultaten van de geesteswetenschap, de antroposofie.

Volgens de antroposofie ligt de geestelijke wereld ten grondslag aan de materiële wereld. Aan het begin van het huidige ‘wereldtijdperk’ was er slechts die geestelijke wereld, bevolkt door levensvormen van diverse aard, elk met hun eigen kwaliteiten.
Voor een nadere kennismaking met de antroposofie verwijs ik naar ‘Theosofie’, ‘De wetenschap van de geheimen der ziel’ en ‘Filosofie der vrijheid’, alle van de hand van Steiner.
Zie de literatuurlijst.

Een kwaliteit die ontbrak was de vrijheid. Om deze kwaliteit in het universum te brengen was het nodig de mens te scheppen, een wezen dat afgescheiden van de geestelijke wereld tot ontwikkeling van de vrijheid zou komen.

In een aantal stappen werd een gebied in de geestelijke wereld verdicht tot materie (wat is voor te stellen als de verdichting van plasma, via gas en vloeistof tot vaste stof) en evolueerde gelijktijdig de mens als zelfstandig wezen. De wereld waarin wij thans leven is ongeveer op het toppunt van haar verdichting, terwijl gelijktijdig het menselijk bewustzijn vrijwel volledig van de geestelijke wereld is afgesneden. Deze condities maken dat de mens zich alleen voelt, geen ‘goden’ meer ervaart die hem vertellen wat te doen en dien ten gevolge zijn eigen keuzes moet maken. Kortom: hij heeft de vrijheid en wat hij doet hangt af van zijn eigen wil.

De antroposofie probeert de mens te leren zijn vrijheid met inzicht en verstand te hanteren. Daartoe is het nodig weet te hebben, niet alleen van de zintuigelijk waarneembare materiële wereld, maar ook van de geestelijke wereld.

Steiner publiceerde boeken en artikelen en hield duizenden voordrachten op vele plaatsen in Europa, zowel over alledaagse onderwerpen en menselijke activiteiten als over de geestelijke wereld. Het aantal titels (boeken en bundels van artikelen en voordrachten) dat hij op zijn naam heeft staan loopt in de honderden.
[Steiner, 1981] [Steiner, z.j.] [Steiner, 1975]